Immuniteit van executie: vervlogen hoop?

13 apr 2021
Cathalijne van der Plas
Eerder maakten wij melding van een interessant arrest van het Hof Amsterdam in een opheffingskortgeding.

Inmiddels heeft de Hoge Raad een beslissing gewezen in deze zaak. Deze beslissing houdt slecht nieuws in voor schuldeisers van buitenlandse Staten.

Waar ging het ook alweer over?

Een aantal partijen in Moldavië en Gibraltar hebben meer dan een miljard Amerikaanse dollars geïnvesteerd in (onder meer) olievelden in Kazachstan en menen dat Kazachstan zich deze investeringen onrechtmatig heeft toegeëigend. Zij hebben in dat verband een arbitrageprocedure aanhangig gemaakt tegen Kazachstan in Zweden. Die procedure heeft geresulteerd in een veroordelend (Zweeds) arbitraal vonnis; de Staat Kazachstan moet een enorm geldbedrag betalen aan de partijen die de arbitrage aanhangig hebben gemaakt (hierna noem ik deze partijen de ‘schuldeisers’). Nu de Staat Kazachstan niet vrijwillig aan het Zweedse arbitrale vonnis heeft voldaan, zat er voor de schuldeisers niets anders op om op zoek te gaan naar beslagobjecten. De schuldeisers hebben vervolgens beslag gelegd op aandelen die Samruk houdt in de Nederlandse vennootschap KMGK. Samruk is een entiteit naar het recht van Kazachstan en een 100%-dochter van de Staat Kazachstan. Samruk was echter zelf geen partij in de voornoemde procedure, en de schuldeisers hebben (dus) geen executoriale titel jegens Samruk. Anders gezegd: Samruk is niets verschuldigd aan de betreffende schuldeisers. Het is dan dus eigenlijk niet mogelijk om ten laste van Samruk beslag te leggen; reden waarom Samruk en de Staat Kazachstan bij de Nederlandse rechter opheffing van het beslag hebben gevorderd.

In navolging van de rechtbank is het hof tot het voorshands oordeel gekomen dat op grond van het toepasselijke Kazachstaanse recht Samruk misbruik van recht maakt door zich te beroepen op zijn juridische zelfstandigheid ten opzichte van Kazachtstan, en daarom het conservatoir beslag op de aandelen in KMGK mag blijven liggen.

Immuniteit van executie

De Hoge Raad slaat echter een hele andere weg in. Volgens de Hoge Raad kan (Kazachstan voor) Samruk een beroep doen op (staats)immuniteit van executie voor het geval de schuldeisers voor hun vorderingen op Kazachstan verhaal kunnen zoeken op het vermogen van Samruk. In eerdere arresten (de zogenaamde Herfstarresten) heeft de Hoge Raad het leerstuk van immuniteit van executie geduid. Op grond van het volkenrecht geldt een presumptie van immuniteit van executie: eigendommen van buitenlandse Staten zijn niet vatbaar voor beslag en executie tenzij en voor zover is vastgesteld dat deze een bestemming hebben die daarmee niet onverenigbaar is. Volgens de Hoge Raad komt dat erop neer dat het aan de schuldeiser is om gegevens aan te dragen aan de hand waarvan kan worden vastgesteld dat de beslagobjecten door de buitenlandse Staat worden gebruikt of zijn bestemd voor, kort gezegd, andere dan publieke doeleinden. De bewijslast ligt dus bij de schuldeiser en de buitenlandse Staat kan blijven stilzitten. Deze Herstarresten zijn in de literatuur fel bekritiseerd omdat daarmee het schuldeisers van buitenlandse Staten nagenoeg onmogelijk werd gemaakt om zich te verhalen op een buitenlandse Staat. Sindsdien heeft men in de praktijk een weg proberen te vinden door de onmiddellijke bestemming van de beslagobjecten beslissend te laten zijn. Als de schuldeiser aannemelijk kon maken dat de onmiddelijke bestemming van het beslagobject niet publiek was, dan was het beslagobject vatbaar voor beslag en executie. Met deze praktijk heeft de Hoge Raad in dit arrest korte metten gemaakt. De Hoge Raad maakt expliciet duidelijk dat de onmiddelijke bestemming niet beslissend is. Opvallend is dat de Hoge Raad ook niet zegt dat de uiteindelijke bestemming wel beslissend is. Dat blijft dus nog wat vaag. De volgende stap is dat Hof Den Haag – als verwijzingsrechter – met toepassing van de onderhavige uitspraak een oordeel velt over de rechtmatigheid van het beslag op Samruk’s aandelen in KMGK. Het lijkt waarschijnlijk dat het hof het beroep op staatsimmuniteit van executie gaat toewijzen, en de aandelen dus niet voor verhaal vatbaar zijn.

Kortom, de Hoge Raad heeft het schuldeisers nog moeilijker gemaakt dan hij in de Herfstarresten al had gedaan. Er is behoorlijk wat creativiteit van schuldeisers en welwillendheid van lagere rechters nodig om hier nog een mouw aan te passen. We zullen zien.

Een uitgebreidere bespreking van deze uitspraak zal binnenkort verschijnen in het tijdschrift Ondernemingsrecht.

Nieuws & Publicaties