Mag een bank betaling van een factuur bevriezen wegens mogelijke sanctie-omzeiling?
Er zullen inmiddels weinig Nederlandse ondernemers zijn die niet op enigerlei manier met handelssancties te maken krijgen. Waslijsten aan producten mogen op grond van de Europese sancties immers niet meer worden verkocht aan landen zoals bijvoorbeeld Rusland. De rechtstreekse uitvoer van dergelijke producten naar die landen is daarmee (vrijwel) volledig tot stilstand gekomen. Indirecte uitvoer (lees: sanctieomzeiling) is daarentegen een hardnekkig fenomeen gebleken (hoewel ook dit vanzelfsprekend verboden is). Precies om die reden heeft sanctieomzeiling in toenemende mate de aandacht van de Europese en Nederlandse autoriteiten.
Zeldzame gevallen van kwade trouw daargelaten zal voor de gemiddelde ondernemer echter normaal gesproken niet meteen duidelijk zijn dat (mogelijk) sprake is van sanctieomzeiling. Juist om die reden wordt van ondernemers verwacht dat ze voldoende onderzoek doen naar hun klanten. Heb ik te maken met een bonafide koper of met een bedrijf dat feitelijk als doorgeefluik functioneert voor verboden producten? Onderdeel van dit "know your customer" (KYC)-onderzoek is het verzamelen van de nodige documentatie, zoals een verklaring wie de eindgebruiker van het verkochte product zal zijn.
Ondernemers moeten er rekening mee houden dat niet alleen door de Nederlandse autoriteiten wordt gecontroleerd of aan deze KYC-verplichtingen is voldaan. Ook banken houden hun rekeninghouders op dit punt steeds scherper in de gaten. Want als een rekeninghouder onvoldoende onderzoek heeft gedaan kan ook de bank ongewild onderdeel worden van sanctieomzeiling.
Banken zijn daarbij ook (en tegenwoordig misschien wel juist) gefocust op Nederlandse ondernemingen die zelf niet eens zaken doen met gesanctioneerde landen maar bijvoorbeeld wel met bedrijven in "omzeilingshubs" als China, Servië en Dubai. Het onderzoek van de bank zal in de regel bestaan uit het stellen van vragen over (de achtergrond van) een bepaalde transactie van de rekeninghouder. Meestal is na beantwoording van die vragen de kous af.
Maar wat als de onderneming er niet uitkomt met de bank omdat de bank de ontvangen informatie niet voldoende vindt? Mag de bank de ontvangen betaling dan (blijven) bevriezen?
In een recente uitspraak van de voorzieningenrechter in Amsterdam (ECLI:NL:RBAMS:2024:6071) was exact deze vraag aan de orde.
De uitspraak in kwestie draaide om een Nederlands bedrijf dat onderhoudsondersteuning biedt voor vliegtuigen. Deze onderneming had op haar bij ING aangehouden bankrekening onder meer een tweetal betalingen ontvangen van een Chinees bedrijf in verband met de verkoop van (reserve) vliegtuigonderdelen.
Vliegtuigonderdelen zijn gesanctioneerde goederen. Zeker bij verkoop aan risicolanden als China is begrijpelijk dat een bank daar vragen over zal stellen alvorens de transactie door te voeren. Zo ook ING in deze zaak. De gestelde vragen waren volgens ING echter niet afdoende beantwoord zodat de betalingen bevroren bleven.
De onderneming stapte daarop naar de rechter en eiste vrijgave van de ontvangen bedragen.
Nog voor dit kort geding diende werd alsnog aanvullende informatie verstrekt aan ING. Een van de betalingen werd daarop vrijgegeven. De andere betaling bleef echter bevroren. Op het allerlaatste moment (een klein uur voor de zitting) kwam het Nederlandse bedrijf alsnog met een eindgebruikersverklaring over de brug (in eerste instantie was gezegd dat deze niet beschikbaar was). Voor ING was deze verklaring echter niet voldoende. De kortgedingrechter was het daarmee eens.
De last minute overlegde eindgebruikersverklaring riep meer vragen op dan deze beantwoordde, zeker in het licht van de eerdere antwoorden die het Nederlandse bedrijf had gegeven. Volgens de verklaring was een Indonesische vliegtuigmaatschappij de eindgebruiker terwijl aanvankelijk steeds was gezegd dat dit het Chinese bedrijf zou zijn. De verklaring dateerde bovendien van na de transactie. Tot slot – en dit zal de doodsteek hebben opgeleverd – had de verklaring betrekking op een type vliegtuig waar de vliegtuigmotor helemaal niet voor bedoeld is. Onder die omstandigheden had ING volgens de voorzieningenrechter terecht geweigerd om ook de tweede betaling door te voeren.
Het vonnis onderstreept daarmee dat banken (ook) van de rechter de ruimte krijgen om kritische vragen te stellen aan ondernemers die handelen in gesanctioneerde goederen, ook als die niet naar bijvoorbeeld Rusland gaan. Worden die vragen onvoldoende beantwoord dan is de bank gerechtigd om een transactie (nog) niet door te voeren.