Openbaar Ministerie voor het eerst transparant over concrete voordelen van self-reporting en verlenen van medewerking aan strafrechtelijk onderzoek
Het Openbaar Ministerie (OM) heeft eind april 2021 een schikking getroffen met Econosto Mideast, Econosto, ERIKS, CMK en Mammoet Salvage (de SHV-dochters) wegens o.a. ambtelijke en niet-ambtelijke omkoping in het buitenland. Econosto Mideast, Econosto en ERIKS kregen een korting van 25% op de boete vanwege het zelfmelden en alle betrokken bedrijven kregen een (aanvullende) korting van 25% vanwege het volledig medewerking verlenen aan het onderzoek.
Deze schikking betreft de eerste waarin het OM wat transparanter en daarmee duidelijker is over de concrete voordelen van zelfmelden en het verlenen van medewerking aan het strafrechtelijk onderzoek. In eerdere megaschikkingen, zoals die met SBM Offshore, Vimpelcom, Telia Company AB en ING Bank, heeft het OM wel kenbaar gemaakt dat (indien daarvan sprake was) zelfmelden en medewerking verlenen aan het strafrechtelijk onderzoek was meegenomen in de hoogte van de boete, maar aan concrete cijfers/percentages ontbrak het daarin. Mede vanuit de advocatuur werd de roep om transparantie bij dergelijke schikkingen steeds groter (zie ook dit eerdere artikel van Mitchell Paardekooper en ondergetekende). Het OM heeft in de recente schikking met de SHV-dochters hieraan (enigszins) gehoor gegeven.
Met dit stukje transparantie komt het OM ook tegemoet aan de aanbevelingen van de OECD Working Group on Bribery in International Business Transactions (de Working Group) in het Fase 4 evaluatierapport (5 november 2020). Daarin heeft de Working Group opgemerkt dat Nederland geen wettelijk kader of vervolgingsrichtlijnen heeft met betrekking tot zelfmelden. Hierdoor is het voor officieren van justitie moeilijk om te bepalen hoe zij zelfmelden door bedrijven moeten betrekken in hun beslissing om een zaak buitengerechtelijk af te doen, te vervolgen en of (in hoeverre) zij het zelfmelden als strafverminderende omstandigheid mee moeten wegen. Daarnaast signaleerde de Working Group dat een algemene terughoudendheid lijkt te bestaan onder bedrijven om zichzelf te melden, gezien de onzekerheid over de gevolgen en het ontbreken van een overkoepelend wettelijk kader.
Hoewel concrete vervolgingsrichtlijnen met betrekking tot zelfmelden vooralsnog ontbreken (althans deze zijn niet bekend), heeft het OM in bovenvermelde schikking kenbaar gemaakt dat zelfmelden en medewerking verlenen aan het strafrechtelijk onderzoek een korting van 25% (per criterium) op de boete kan opleveren. Ten aanzien van het zelfmelden is wel van belang dat ten tijde van de melding het OM nog van niks wist, zo heeft officier van justitie Tessa van Roomen in een interview met NRC bevestigd. Zij voegt daaraan toe dat als de SHV-dochters zich hadden gemeld nádat een onderzoek was begonnen, zij geen korting hadden gekregen. Alles of niets dus, of, 25% of niets, zo lijkt het. Dit lijkt overigens overeen te komen met de Amerikaanse FCPA Corporate Enforcement Policy, op grond waarvan een bedrijf 50% korting kan krijgen indien sprake is van een vrijwillige zelfmelding, volledige medewerking en tijdige en gepaste herstelmaatregelen. Indien geen sprake is van een vrijwillige zelfmelding maar wel aan de andere criteria is voldaan, dan kan een bedrijf nog maximaal 25% korting krijgen. Aangezien het OM de SHV-dochters 25% korting heeft gegeven wegens het verlenen van medewerking - ook aan degenen die niet een korting van 25% wegens zelfmelden hebben gekregen - lijkt die korting op zichzelf te staan. Het blijft echter onzeker welke kortingen andere bedrijven kunnen of zullen krijgen, aangezien een concreet – op schrift en voor het publiek toegankelijk – beleid vooralsnog ontbreekt.
Wat verder opvalt aan de schikking met de SHV-dochters, is dat het OM in het persbericht vermeldt dat het van oordeel is dat er ten aanzien van een aantal natuurlijke personen voldoende bewijs is dat zij strafbare feiten hebben gepleegd en dat het OM voornemens is deze personen hiervoor te vervolgen. Hiermee lijkt het OM de recente kritiek van de Working Group dat vooral jegens rechtspersonen wordt gehandhaafd en het aantal zaken tegen natuurlijke personen laag blijft ter harte te nemen.
Het stukje transparantie in de schikking met de SHV-dochters is een kleine stap in de goede richting. Uiterlijk in oktober 2022 dient Nederland aan de Working Group te rapporteren over de implementatie van alle in het Fase 4 evaluatierapport opgenomen aanbevelingen. Wil Nederland dan goed uit de test komen, dan zullen op korte termijn nog flinke stappen moeten worden gezet. Mijn aanbeveling, in lijn met de aanbevelingen van de OESO, blijft dat er een duidelijk geschreven beleid komt dat expliciet vermeldt welke concrete voordelen een bedrijf kan realiseren als het (i) zichzelf tijdig meldt na onregelmatigheden te hebben geconstateerd, (ii) bevindingen uit een (eventueel) intern onderzoek met de autoriteiten deelt, (iii) volledig meewerkt aan het strafrechtelijk onderzoek, (iv) een effectief compliancebeleid implementeert en/of (v) voor een bepaalde periode een (externe) monitor aanstelt.