Business and Human Rights: een snelle opmars van softlaw naar een bindend VN-verdrag met verplichting tot Human Rights Due Diligence
“Business and Human Rights” is hot. De thematiek ziet op de vraag of, en zo ja, in hoeverre bedrijven verplicht moeten worden in hun activiteiten mensenrechten na leven. Bescherming en handhaving van de mensenrechten was altijd een (exclusieve) taak van de overheid. Dit gedachtegoed is al geruime tijd aan verandering onderhevig: het is inmiddels niet meer zozeer de vraag óf bedrijven mensenrechten hebben na te leven, als de vraag welke mensenrechten, welke bedrijven en op welke wijze bedrijven dat moeten doen en in hoeverre zij daartoe verplicht moeten worden.
Het probleem is bekend en wijdverbreid. Bekende voorbeelden zijn slepende rechtszaken tegen Shell over mensenrechtenschendingen bij de oliewinning in Nigeria. Maar te denken valt ook aan cacaoproducenten, zoals het Nederlandse Tony Chocolonely, die er maar niet in slagen slavenvrije chocolade te produceren. Hetzelfde geldt voor de al jaren onder druk staande kledingindustrie. In recentere tijden kan “big tech” zich bij dit gezelschap aansluiten: Apple, Amazon, Facebook, Samsung en andere tech-bedrijven worden met enige regelmaat beschuldigd van het bijdragen aan of in ieder geval faciliteren van kinderarbeid, milieuvervuiling en gevaar voor werkers bij het mijnen naar zeldzame metalen nodig in elektronica.
Van soft law naar hard law
Al in 2011 publiceerde de United Nations Human Rights Council de UN Guiding Principles for Business and Human Rights, het eerste dergelijke initiatief dat op steun van de Verenigde Naties kon rekenen. In 2016 volgde de Raad van Europa met een Aanbeveling aan haar lidstaten – waaronder Nederland – over business and human rights. De tekst borduurt voort op de Guiding Principles en geeft de lidstaten concrete handvatten om ervoor te zorgen dat ondernemingen mensenrechten respecteren.
Het gaat tot op heden steeds om soft law, niet-afdwingbare richtsnoeren en beginselen.
Dit laatste wordt waarschijnlijk anders, met de verwachte komst van het UN Treaty on Business and Human Rights. Ook deze borduurt voort op de Guiding Principles en een eerste concept-tekst werd gepubliceerd in juli 2018 (Zero Draft). In juli 2019 is een herziene tekst gepubliceerd). Het verdrag beoogt harde, afdwingbare, rechten en plichten te introduceren.
Verplichtingen voor staten
Het verdrag zal van toepassing zijn op grensoverschrijdende mensenrechtenschendingen (artikel 3 Zero Draft). Het geeft slachtoffers het recht om claims van schendingen voor de nationale rechter te brengen en, als zij in het gelijk worden gesteld, schadevergoeding af te dwingen. Daar kan ook onder vallen schade aan het milieu. Staten die het verdrag zullen ondertekenen verplichten zich onder andere hun gerechten open te stellen voor dergelijke claims, rechtsbijstand voor slachtoffers te regelen, een internationaal fonds voor schadevergoedingen in het leven te roepen, daadwerkelijke naleving van vonnissen te garanderen en slachtoffers, getuigen en andere betrokkenen waar nodig te beschermen. Een ander aspect is strafrechtelijke vervolging en beboeting van ondernemingen. De toepassing van het verdrag zal – vooralsnog! – beperkt blijven tot “human rights violations of any business activities of a transnational character” (artikel 3). In de open Europese economie is dat in potentie een grote doelgroep. Daarbij is zeker niet ondenkbaar dat de reikwijdte evolutief zal verbreden.
Verplichtingen voor het bedrijfsleven: Human Rights Due Diligence
Een ander voor het bedrijfsleven interessant aspect is de verplichting die op grensoverschrijdend actieve ondernemingen gaat rusten om in voorkomende gevallen een human rights due diligence uit te voeren en, als gevolg van die verplichting, toezicht daarop van overheidswege en sanctionering van tekortkomingen (artikel 9 Zero Draft). Artikel 9 lid 2 Zero Draft vereist van ondernemingen dat zij, onder andere, (i), de mensenrechtelijke impact van hun handelen monitoren, (ii) mensenrechtenschendingen maar ook milieuimpacts analyseren en in kaart brengen, (iii) mensenrechtenschendingen voorkomen en, (iv) een zinvolle dialoog aangaan met (mogelijke) slachtoffers en andere betrokkenen.
Een aantal grote bedrijven – Heineken , Unilever, onder andere – heeft de handschoen al opgepakt en human rights due diligence programma´s opgesteld en in de praktijk gebracht.
Het is wachten op het VN Verdrag. Het is nog onduidelijk wanneer overeenstemming over de tekst van het verdrag bereikt zal worden, wanneer het verdrag voor ratificatie door lidstaten zal worden klaargelegd en, uiteindelijk, wanneer het in werking zal treden. Wel is duidelijk dat het een revolutie kan teweegbrengen in de mensenrechtenbescherming. Het zal voor ondernemingen nieuwe en veeleisende verplichtingen scheppen. Vooralsnog worden alleen multinationals “getarget”, maar als we naar de elkaar snel opvolgende ontwikkelingen in business and human rights kijken, mag worden aangenomen dat het daar niet bij zal blijven.