EHRM communiceert zaak tegen Nederland over ondervragingsrecht getuigen in strafzaken
De klacht stelt dat Nederland art. 6 EVRM (recht op een eerlijk proces) heeft geschonden, meer in het bijzonder het door dit artikel gegarandeerde recht van de verdachte om in een strafzaak getuigen te mogen ondervragen.
De klager in deze zaak werd in Nederland strafrechtelijk vervolgd voor fraude. Gedurende het onderzoek naar deze fraude waren meerdere getuigen gehoord door de politie. De advocaat van de klager was niet aanwezig bij deze verhoren. Hij heeft daarom verzocht om deze getuigen zelf ook te mogen ondervragen. Deze verzoeken werden allemaal afgewezen. Het gerechtshof was van mening dat het verzoek onvoldoende was onderbouwd. Hoewel de verdediging deze getuigen dus niet heeft kunnen ondervragen werden hun verklaringen wel allemaal tot het bewijs gebezigd door het gerechtshof. De Hoge Raad liet deze uitspraak in stand.
Klager heeft hierop een klacht ingediend bij het EHRM. Hij stelt in deze klacht onder meer dat het vaste rechtspraak van het EHRM is dat bij belastende getuigen (zgn. getuigen à charge) als uitgangspunt heeft te gelden dat deze door de verdediging ter zitting mogen worden ondervraagd. Het was dus niet aan klager om te motiveren waarom de getuigen in zijn zaak door hem moesten kunnen worden ondervraagd maar aan het gerechtshof om te motiveren waarom er een goede reden was om een dergelijke ondervragingsmogelijkheid achterwege te laten.
Door de zaak te communiceren wordt de Nederlandse regering door het EHRM in de gelegenheid gesteld te reageren op de klacht. Het EHRM zal na deze schriftelijke uitwisseling van standpunten besluiten of de klacht gegrond is.
De klager in deze zaak wordt bijgestaan door Thom Dieben, advocaat bij JahaeRaymakers, en Rob Baumgardt. De communicatiebeslissing van het EHRM [in het Engels] is hier te downloaden.