Brief aan Europese Commissie over nalaten stellen prejudiciële vragen door Rechtbank Amsterdam in EAB zaken
Volgens vaste rechtspraak is de rechtbank bij twijfel over de uitleg van Europees recht verplicht om het Europese Hof van Justitie te adiëren. Slechts als een rechtsvraag al beantwoord is in eerdere uitspraken of als het antwoord op de vraag evident is, kan afgezien worden van het inschakelen van het Hof in Luxemburg. In alle andere gevallen bestaat er een verplichting om het Hof te benaderen (CILFIT-arrest; ECLI: EU:C:1982:335).
De auteurs constateren dat de rechtbank het Hof In Luxemburg echter zelden of nooit benadert in gevallen waar dat wel geïndiceerd is. Aangezien noch de opgeëiste personen, noch hun advocaten het Hof rechtstreeks kunnen benaderen bestaat er de facto een juridisch vacuüm.
Als de Commissie constateert dat de rechtbank inderdaad ten onrechte weigert om vragen aan het Hof van Justitie voor te leggen in gevallen waarin dat wel moet, dan kan zij Nederland in gebreke stellen. Uiteindelijk kan de Commissie het Hof in Luxemburg vragen Nederland te veroordelen wegens het niet nakomen van haar verplichtingen. In dat geval kan naleving afgedwongen worden d.m.v. het opleggen van boetes en/of een dwangsom.
Op 30 juni 2015 waren 27 ingebrekestellingen tegen Nederland aanhangig waarvan drie tegen het Ministerie van Veiligheid en Justitie.