• Nieuws & Publicaties
  • De Europese Raad geeft groen licht: nieuwe Richtlijn voor non conviction based confiscation

De Europese Raad geeft groen licht: nieuwe Richtlijn voor non conviction based confiscation

03 jun 2024
Kaisa de Bel

Op 12 april 2024 heeft de Europese Raad een nieuwe Richtlijn betreffende ontneming en confiscatie van vermogensbestanddelen aangenomen. Deze Richtlijn voorziet onder andere in het afpakken van criminele winsten zonder voorafgaande strafrechtelijke veroordeling. Dit wordt ook wel ‘non conviction based confiscation’ (NCBC) genoemd. Op dit moment bestaan aanzienlijke verschillen tussen EU-lidstaten in de mogelijkheden voor NCBC. De nieuwe Confiscatierichtlijn beoogt het afpakken van crimineel vermogen in de Europese Unie effectiever te maken, door te gaan werken met een gemeenschappelijke en uniforme strafrechtelijke procedure binnen Europa.

De huidige situatie

Onder de huidige Nederlandse strafwetgeving is het vooralsnog enkel mogelijk om crimineel verdiend vermogen af te pakken als de eigenaar daarvan in een strafrechtelijke procedure is veroordeeld. Behalve de mogelijkheid om voordeel te ontnemen dat is verkregen uit het feit waarvoor de betrokkene is veroordeeld, biedt artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht ook de mogelijkheid om voordeel te ontnemen verkregen uit ‘andere feiten’ waarvoor betrokkene niet is veroordeeld. Er moet dan wel sprake zijn van ‘voldoende aanwijzingen’ dat betrokkene deze andere strafbare feiten heeft begaan (lid 2), of van een veroordeling voor een misdrijf waarvoor de hoogste categorie geldboete kan worden opgelegd en het ‘aannemelijk’ is dat betrokkene uit andere feiten voordeel heeft verkregen (lid 3).

Vooralsnog is naar Nederlands recht echter steeds vereist dat het eerst tot een veroordeling van betrokkene is gekomen. Ontneming kan derhalve niet aan de orde zijn als de verdachte overlijdt of niet kan worden bewezen dat hij een concreet strafbaar feit heeft gepleegd. In navolging van de aankondiging van de nieuwe Richtlijn, zal daar binnen afzienbare tijd verandering in komen.

Civiel- of strafrechtelijke route?

Ontneming zonder veroordeling komt al in diverse vormen voor in de wetgeving van andere EU-lidstaten. Dit betreffen niet alleen strafrechtelijke, maar ook civiele procedures. Ook in Nederland gloorde enige tijd een civielrechtelijke NCBC-procedure aan de horizon.

Het eerdere ‘Wetsvoorstel confiscatie crimineel vermogen’, dat de Minister van Justitie en Veiligheid in november 2022 bij de Raad van State indiende, bleek echter juridisch onhoudbaar. Dit betrof een voorstel waarmee ontneming van (vermeend) crimineel verdiend vermogen via een civielrechtelijke procedure zou worden geregeld. De Raad van State was terecht kritisch over dit wetsvoorstel. Zo zou de onschuldpresumptie sterk in het geding komen als een dergelijke civiele procedure gebruikt zou worden om goederen alsnog af te pakken, nadat de verdachte in de strafzaak al is vrijgesproken. Ook wees de Raad van State er op dat het niet mogelijk zou moeten zijn om deze procedure in te zetten als de betrokkene wel is veroordeeld, maar de rechter de inbeslaggenomen goederen al aan hem heeft teruggegeven. In het kader van rechtszekerheid moet de burger immers op een onherroepelijk vonnis kunnen vertrouwen dat hij zijn spullen mag houden.

Nieuwe richtlijn

De nieuwe Confiscatierichtlijn verplicht lidstaten te voorzien in een strafrechtelijke procedure waarmee confiscatie van vermogen mogelijk is zonder voorafgaande veroordeling. Deze confiscatie van vermogen zonder voorafgaande veroordeling is in de Richtlijn afgebakend tot vermogen gerelateerd aan enkele, specifiek in de Richtlijn aangeduide strafbare feiten, waaronder (maar niet uitsluitend) witwassen, handel in verdovende middelen en psychotrope stoffen, vervalsing van betaalmiddelen, valsemunterij, mensenhandel, milieumisdrijven (met inbegrip van illegale handel in bedreigde diersoorten en bedreigde plantensoorten) en corruptie (hierna: “de Richtlijn-feiten”).

Daarnaast schrijft de Richtlijn voor dat confiscatie van vermogen zonder voorafgaande veroordeling in ten minste twee situaties mogelijk moet zijn. Ten eerste gaat het om zaken waarin een strafrechtelijke procedure is gestart, maar de vervolging niet kan worden voorgezet omdat de verdachte ziek, overleden of voortvluchtig is. Ook als sprake is van een vervolgingsbeletsel vanwege de verjaring van strafbare feiten met een verjaringstermijn van minder dan 15 jaar is, moet NCBC mogelijk worden.

De tweede situatie betreft onverklaarbaar vermogen dat verband houdt met georganiseerde criminaliteit. In de Richtlijn is ten aanzien van deze situatie bepaald dat voorwerpen die geïdentificeerd zijn gedurende een opsporingsonderzoek naar Richtlijn-feiten begaan in het kader van een criminele organisatie en die tot aanzienlijk economisch voordeel kunnen leiden, ook afgepakt moeten kunnen worden als het niet tot een veroordeling van de verdachte komt. Wel moet de rechter het dan aannemelijk achten dat deze voorwerpen afkomstig zijn van crimineel gedrag. Voor die vaststelling zijn onder andere relevant de omstandigheden dat de waarde van de goederen in aanzienlijke mate onevenredig is met de legale inkomsten van de betrokkene, er geen plausibele legale bron van het vermogen is, of dat de betrokkene banden heeft met personen gelinkt aan een criminele organisatie.

Naast de introductie van een gemeenschappelijke NCBC-procedure, bevat de nieuwe Confiscatierichtlijn ook andere voorschriften om Europese samenwerking in de opsporing en inbeslagname van crimineel verdiend vermogen makkelijker te maken. Dit ziet bijvoorbeeld op het versterken van de bevoegdheden en mogelijkheden van de nationale ‘Asset Recovery Offices.’

Positie van Nederland

Nu de Confiscatierichtlijn de NCBC-procedure binnen een strafrechtelijk kader plaatst, heeft de Minister aangekondigd de eerder voorgestelde civielrechtelijke regeling te zullen vervangen met een nieuw voorstel voor een strafrechtelijke confiscatieprocedure. Daarbij heeft de Minister reeds te kennen gegeven dat, aangezien de Confiscatierichtlijn slechts minimumvoorschriften bevat, het nieuwe Nederlandse wetsvoorstel waarschijnlijk een ruimer toepassingsbereik krijgt – vergelijkbaar met het eerdere toepassingsbereik van het wetsvoorstel voor een civielrechtelijk NCBC-procedure. Concreet betekent dit dat het Nederlandse wetsvoorstel mogelijk meer situaties en misdrijven zal bestrijken dan degenen voorschreven in de Richtlijn.

Volgende stappen

De Richtlijn wordt naar verwachting voor de zomer gepubliceerd. Daarna hebben de EU-lidstaten 30 maanden de tijd om de bepalingen in de nationale wetgeving op te nemen. De Minister heeft aangekondigd op korte termijn al met partijen in de strafrechtketen te gaan spreken ter voorbereiding van een implementatiewetsvoorstel. Gelet op het voornemen om de procedure bij deze gelegenheid in het strafrecht te kaderen met een officieel EU-mandaat, zal de regeling dit keer mogelijk op minder weerstand stuiten. Het valt echter nog te bezien of het nieuwe voorstel inhoudelijk ook voldoende strafrechtelijke waarborgen zal bevatten.

Nieuws & Publicaties