EHRM communiceert zaak tegen Nederland over Bezoek Zonder Toezicht (BZT)
De klacht stelt dat Nederland art. 8 EVRM (recht op eerbiediging van de persoonlijke levenssfeer en het familie- en gezinsleven) in verbinding met art. 14 EVRM (verbod op discriminatie) heeft geschonden. De klagers in deze zaak waren in verband met een strafzaak in voorlopige hechtenis genomen. Na enkele maanden verzochten zij om zogenaamd ‘Bezoek Zonder Toezicht’ (BZT) van hun partners. Dat verzoek werd afgewezen omdat voor voorlopiggehechten de mogelijkheid voor BZT niet bestaat. Personen die al definitief veroordeeld waren hadden echter wel recht op BZT. Klagers meenden dat dit onderscheid op verboden discriminatie neerkomt. Zij hebben daarom bezwaar gemaakt tegen de afwijzing van hun verzoek om BZT. Dit bezwaar is op 8 augustus 2014 definitief verworpen door de Raad voor de Strafrechtstoepassing en Jeugdbescherming (RSJ) (zaken 14/1062/GA en 14/1038/GA). Klagers hebben hun klacht vervolgens voorgelegd aan het EHRM.
Door de zaak te communiceren wordt de Nederlandse regering door het EHRM in de gelegenheid gesteld te reageren op de klacht. Het EHRM zal na deze schriftelijke uitwisseling van standpunten besluiten of de klacht gegrond is.
De klagers in deze zaak worden bijgestaan door Thom Dieben, advocaat bij JahaeRaymakers, en Jacqueline Kuijper. De communicatiebeslissing van het EHRM [in het Engels] is hier te downloaden.