Het verschoningsrecht van de advocaat: de laatste ontwikkelingen
Het professioneel verschoningsrecht is de laatste tijd echter (verder) onder druk komen te staan. Veel geuite kritiek is dat dit de opsporing zou belemmeren. Hierover zijn onder meer Kamervragen gesteld aan Sander Dekker, Minister voor Rechtsbescherming Dekker. Ook de Nederlandse Orde van Advocaten (NOvA) mengt zich in het debat en heeft recent een brief gestuurd aan de Tweede Kamer.
De vragen aan minister Dekker hebben betrekking op een grote corruptiezaak waarin Shell als verdachte is aangemerkt. De vragen zien op de reikwijdte van het verschoningsrecht, met name dat van als advocaat beëdigde bedrijfsjuristen (inhouse lawyers). Zij zouden door hun cliënten bij alle correspondentie worden ingekopiëerd, om deze zo onder het verschoningsrecht te laten. Hierdoor zou het werk van de opsporingsdiensten worden bemoeilijkt.
Minister Dekker heeft de aan hem gestelde vragen op 20 september jl. beantwoord. De minister ging daarbij niet in op de vragen die zien op de strafzaak tegen Shell, aangezien dat nog een lopend onderzoek betreft. In algemene zin merkte Dekker op dat het voor een goede rechtsbedeling van belang is dat rechtzoekenden zich tot een advocaat kunnen wenden en dat hetgeen zij die advocaat toevertrouwen vertrouwelijk blijft. Maar tegelijkertijd, aldus de minister, moet ervoor worden gewaakt dat door toepassing van het verschoningsrecht onnodige vertraging wordt opgelopen in onderzoeken. Hij noemt enkele op handen zijnde oplossingen voor deze ongewenste vertraging:
- – Dit najaar zal een WODC-onderzoek van start gaan naar de invloed van een beroep op het verschoningsrecht voor de doorlooptijden in strafzaken;
- – Er is onderzoek gedaan naar technische mogelijkheden om verschoningsgerechtigd materiaal uit omvangrijke kantooradministraties te filteren. De bevindingen zullen binnenkort worden gedeeld;
- – Het nieuwe Wetboek van Strafvordering bevat criteria voor doorbreking van het verschoningsrecht. Daarnaast is er in het nieuwe wetboek een procedure opgenomen voor inbeslagname van verschoningsgerechtigde informatie.
Namens de NOvA heeft algemeen deken Rijlaarsdam op 3 september 2019 een brief gestuurd aan de Tweede Kamer. Hierin is uitvoerig ingegaan op de betekenis en het belang van het verschoningsrecht van advocaten. De kern van de brief is dat het verschoningsrecht niet bestaat ten behoeve van advocaten, maar ten behoeve van rechtzoekenden en de maatschappij als geheel. Zonder het verschoningsrecht kan onze rechtsstaat niet functioneren, aldus de NOvA. Met betrekking tot de suggestie dat advocaten hun verschoningsrecht soms zouden ‘misbruiken’, merkt de NOvA op dat signalen van misbruik door de dekens als toezichthouder worden onderzocht. Het aantal gevallen waarin ‘misbruik’ van het verschoningsrecht is vastgesteld, is zeer gering, aldus de NOvA. Daarnaast neemt de NOvA in de brief een standpunt in ten aanzien van:
- – De reikwijdte van het verschoningsrecht (ook ten aanzien van advocaten die in loondienst zijn bij een andere werkgever dan een advocatenkantoor en buitenlandse advocaten);
- – Of een advocaat zijn verschoningsrecht kan inzetten voor het verhullen van criminele activiteiten; en
- – Wie toezicht houdt op toepassing van het verschoningsrecht door advocaten.
Op 7 oktober jl. heeft de rechter-commissaris zich uitgelaten over het verschoningsrecht van onder meer advocaten in dienstbetrekking (in de bovengenoemde Shell zaak). Kortgezegd, acht de rechter-commissaris van belang of de onafhankelijkheid van die advocaten voldoende is gewaarborgd. In Nederland vloeit de verplichting om de onafhankelijkheid van de advocaat te waarborgen voort uit de verordeningen van de NOvA. Uit die verordeningen vloeit tevens de verplichting voort om het professioneel statuut te ondertekenen en om ervoor te zorgen dat de advocaat zich onbelemmerd kan houden aan de beroeps- en gedragsregels van de advocatuur. De (in Nederland en daarbuiten gevestigde) advocaten in dienstbetrekking van Shell hebben volgens de rechter-commissaris onvoldoende aannemelijk gemaakt dat zij zich (volgens het recht van het land van vestiging als geheimhouder) aan voornoemde verplichtingen dienen te houden, waardoor zij niet als geheimhouders kunnen worden aangemerkt en geen zelfstandig beroep op het verschoningsrecht kunnen doen. Echter wordt niet uitgesloten dat een ‘afgeleid verschoningsrecht’ van toepassing is, doordat de betreffende advocaten met (externe) geheimhouders hebben gecommuniceerd. De rechter-commissaris zal hierover nog een beslissing dienen te nemen.r