Sancties varia Q3 2024

28 okt 2024
Kaisa de Bel

In Nederland en de rest van Europa blijven de sancties tegen Rusland hoog op de agenda staan. Met het 14e sanctiepakket gaat de EU onverstoord verder met het aannemen van nieuwe sanctiemaatregelen tegen Rusland, met een onverminderde focus op het onderwerp van omzeiling. Daarnaast is er in de tweede helft van 2024 aandacht voor de broodnodige verduidelijking van enkele begrippen in de sanctieverordeningen, zoals “eigendom” en “juridische dienstverlening”. En op nationaal niveau is de nieuwe Wet internationale sanctiemaatregelen in aantocht, waarin met name de effectieve handhaving van het sanctieregime centraal staat. We praten u bij over deze recente ontwikkelingen in deze editie van de sancties varia.

Veertiende sanctiepakket

Op 24 juni 2024 heeft de EU het 14e sanctiepakket tegen Rusland uitgevaardigd. Behalve de gebruikelijke toevoeging van nieuwe personen en entiteiten op de sanctielijsten, bevat het nieuwe pakket ook maatregelen gericht op de Russische energiesector, de financiële sector en een uitbreiding van de beperkingen op de in- en uitvoer van geavanceerde technologische goederen. Daarnaast springen met name enkele aanscherpingen op het gebied van omzeiling in het oog.

Zo wordt het algemene verbod op omzeiling in artikel 9 van Verordening 269/2014 en artikel 12 van Verordening 833/2014 nu nog breder dan voorheen geformuleerd. Waar het al verboden was om “bewust en opzettelijk” deel te nemen aan het omzeilen van sancties, is met de wijziging van deze bepalingen verduidelijkt dat daaronder ook valt de deelname aan omzeilingsactiviteiten zonder daarmee het opzettelijke doel of gevolg van omzeiling op het oog te hebben, maar in de wetenschap dat “dergelijke deelname een dergelijk doel of gevolg kan hebben en deze mogelijkheid op de koop toeneemt.” Hoewel deze uitleg van het opzetbegrip eerder al door het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) werd gehanteerd, blijkt uit deze nieuwe vastlegging daarvan in de Verordeningen dat er nog altijd veel aandacht is voor het aanpakken van omzeiling.

In het kader van omzeiling verdient ook het nieuw ingevoerde artikel 8 bis van Verordening 833/2014 aandacht. Op grond van dit artikel moeten in de EU gevestigde moederondernemingen “alles in het werk” stellen om ervoor te zorgen dat buiten de EU gevestigde entiteiten waarvan zij eigenaar zijn of waarover zij zeggenschap uitoefenen, niet deelnemen aan activiteiten die de EU-sancties ondermijnen. Vanuit de EU zijn er nog geen nadere richtlijnen gegeven over hoe ver deze inspanningsverplichting van EU-moederondernemingen strekt, maar duidelijk is dat dit een ingrijpende uitbreiding van de toepassing van EU-sancties op dochterondernemingen buiten de EU inhoudt.

EU Best Practices: wijziging van het eigendomsbegrip

Wanneer is er dan sprake van eigendom over een entiteit? In het kader van het bevriezingsgebod van tegoeden in eigendom van gesanctioneerde entiteiten, was het lange tijd algemeen geaccepteerd dat de eigendomsdrempel pas genomen was bij meer dan 50% van de eigendomsrechten. Op 3 juli 2024 heeft de Raad van de EU echter een update van de ‘Best Practices’ gepubliceerd, waarin toegelicht wordt dat er (voortaan) sprake is van eigendom bij 50% of meer van de eigendomsrechten.

Deze Best Practices betreffen slechts aanbevelingen ten behoeve van een effectieve uitvoering van EU-sancties, en zijn formeel niet bindend. In de praktijk beschouwen nationale autoriteiten deze aanbevelingen echter veelal als richtlijnen in de toepassing van sanctiebepalingen binnen de EU. Deze wijziging in de uitleg van het eigendomsbegrip is daarom mede in het licht van het hierboven genoemde nieuwe artikel 8 bis van Verordening 833/2014 voor moederondernemingen geen onbelangrijke ontwikkeling.

Desalniettemin zijn enkel de interpretaties van het EU-recht door het HvJ EU bindend. Het moet daarom nog worden bezien of het Hof de uitleg van de Raad volgt en daarmee bindend maakt in een aantal relevante zaken die zij op de planning heeft staan (C-84/24 (EM System) en C-480/24 (Ciekuri-Shishki)). Tot die tijd doen ondernemingen er echter goed aan om in hun sanctiebeleid rekening te houden met deze update.

Rechtspraak: verduidelijking van het begrip “juridische dienstverlening”

In enkele recente zaken heeft het HvJ EU wel al de benodigde duidelijkheid verschaft over het begrip “diensten op het gebied van juridisch advies” in de EU-sanctiewetgeving. Op grond van artikel 5 quindecies van Verordening 883/2014 is het verboden om bepaalde vormen van juridische dienstverlening te verstrekken aan de Russische regering en in Rusland gevestigde rechtspersonen. Het gaat daarbij om het verstrekken van “juridisch advies in niet-contentieuze aangelegenheden”.

In een drietal arresten van 2 oktober 2024 (T-797/22; T-798/22 en T-828/22) heeft het HvJ EU de rechtmatigheid van dit verbod bevestigd. Dit verbod was door enkele Belgische ordes van advocaten, waaronder de Nederlandse orde van advocaten bij de balie te Brussel, aangevochten wegens een vermeende schending van het fundamentele recht op toegang tot juridische bijstand door een advocaat, het beroepsgeheim en het recht op onafhankelijkheid van advocaten. Volgens het Europese Hof brengen de sancties het recht om te worden bijgestaan door een advocaat echter niet in gevaar, aangezien het verbod niet ziet op juridische diensten in verband met een gerechtelijke procedure of juridisch advies aan natuurlijke personen.

Tegelijkertijd blijft het belangrijk voor juridische professionals om scherp te blijven op het onderscheid in diensten die wel en niet onder de EU sancties vallen. In een eerdere post waarschuwden we al dat niet alle diensten van alle juridische professionals onder het verbod vallen, zoals ook blijkt uit een andere recente zaak voor het Europese Hof. In de betreffende zaak weigerde een Duitse notaris een koopakte voor een woning te verlijden en uit te voeren, omdat de verkoper een in Rusland gevestigde rechtspersoon was. De notaris meende dat niet uitgesloten kon worden dat deze dienstverlening in strijd zou zijn met het EU-verbod. Dat was onterecht volgens het HvJ EU. In het arrest van 5 september 2024, heeft het Europese Hof geoordeeld dat het verlijden en uitvoeren van een koopakte door de notaris geen juridische dienstverlening is in de zin van artikel 5 quindecies van Verordening 833/2014. Met het begrip “juridisch advies” wordt namelijk advies over een rechtsvraag bedoeld, wat diensten op het gebied van notariële authenticatie niet zijn. Anders dan een adviesdienst, betreft dit net als de “voorbereiding, uitvoering en verificatie van juridische documenten” slechts een nevenactiviteit van adviesdiensten.

Nationale ontwikkelingen: de Wet internationale sanctiemaatregelen

Ten slotte een blik op de toekomst. In Nederland is namelijk een nieuwe Wet internationale sanctiemaatregelen in aantocht ter vervanging van de huidige Sanctiewet 1977. De volgende beoogde veranderingen springen daarbij met name in het oog:

  • Een uitbreiding van de bestuursrechtelijke handhavingsmodaliteiten. In Nederland zijn sanctieovertredingen via de Wet economische delicten strafbaar gesteld. Hoewel er recentelijk aandacht is geweest voor het harmoniseren van EU-sanctieovertredingen via het strafrecht, blijkt uit de Memorie van Toelichting dat strafrechtelijke handhaving niet altijd proportioneel wordt geacht. Nieuwe mogelijkheden tot bestuursrechtelijk ingrijpen (zoals een last onder dwangsom of bestuurlijke boetes) worden door het kabinet als een goed alternatief gezien bij overtredingen die als “minder ernstig” worden beschouwd. Nadere afstemming over het boete- en vervolgingsbeleid wordt echter aan het OM en de aan te wijzen bestuursorganen (zoals de Douane, DNB en AFM) overgelaten. Het is dus nog afwachten hoe deze balans tussen handhaving via het strafrecht en bestuursrecht in de praktijk zal uitpakken.

  • Uitbreiding van toezicht op nieuwe beroepsgroepen, waaronder notarissen en advocaten. Onder de nieuwe wet gaan de aangewezen toezichthouders, namelijk het BFT voor het notariaat en een door de Algemene Raad van de Nederlandse Orde van Advocaten aan te wijzen deken voor de advocatuur, er op toezien dat ook deze juridische beroepsgroepen geen diensten aanbieden die verboden zijn op grond van de verordeningen, of meewerken aan omzeilingsactiviteiten. Daarbij specificeert de wet dat de wettelijke geheimhoudingsplicht kan worden doorbroken indien dit noodzakelijk is voor de naleving van sanctiemaatregelen, waaronder de meldplicht aan de toezichthouders.

  • Mogelijkheid tot aanwijzing van een stille bewindvoerder binnen bedrijven die getroffen zijn door de sancties gericht tegen diens eigenaar. Deze stille bewindvoerder kan instructies uitvaardigen om de effectiviteit van sancties te garanderen en de negatieve gevolgen daarvan te minimaliseren, bijvoorbeeld door de gesanctioneerde eigenaar in de zeggenschapsrelaties zodanig te isoleren dat de onderneming niet langer onder de sancties valt (een zogenaamde “firewall” tussen het bedrijf en de gesanctioneerde eigenaar). In het uiterste geval kan de minister het bestuur van een bedrijf zelfs geheel vervangen, als er sprake is van ernstige overtreding van de sanctiewetgeving of een verhoogd risico op omzeiling van sancties.

Op 9 augustus 2024 is de consultatiefase van de nieuwe Wet internationale sanctiemaatregelen gesloten. Het is uiteraard mogelijk dat nog wijzingen in het wetsvoorstel worden aangebracht. We houden u op de hoogte van de ontwikkelingen.

Voor vragen over sanctievraagstukken kunt u contact opnemen met Jurjan Geertsma, Thom Dieben en Kaisa de Bel.

Nieuws & Publicaties