Business & Human Rights Varia Q2 2021

12 apr 2021
Laura van Bavel, Jurjan Geertsma
Wetsvoorstel verantwoord en duurzaam internationaal ondernemen, voorsorteren op Europa?

Na de Wet Zorgplicht Kinderarbeid en de initiatiefnota ‘Tegen slavernij en uitbuiting – een wettelijke ondergrens voor verantwoord ondernemen’ is er nieuw initiatief uit de Tweede Kamer om Nederlandse ondernemingen wettelijk te verplichten tot maatschappelijk verantwoord internationaal ondernemen. Deze keer hebben de kamerleden Alkaya, Voordewind, Van den Hul en Van den Nieuwenhuijzen op 11 maart 2021 een wetsvoorstel ingediend voor een wettelijke verplichting van verantwoord en duurzaam ondernemen. Dit wetsvoorstel heeft als doel een ondergrens voor internationaal verantwoord ondernemen in te stellen die ervoor zorgt dat Nederlandse ondernemingen de internationale normen die in de OESO-richtlijnen vastgelegd zijn meer gaan naleven.

Gepaste zorgvuldigheid

Het principe van gepaste zorgvuldigheid (due diligence) staat voor het handelen van ondernemingen in dit wetsvoorstel centraal. Volgens de definitiebepalingen in het wetsvoorstel is dit ‘het doorlopende proces waarin een onderneming de daadwerkelijke en potentiële nadelige gevolgen van haar activiteiten voor de mensenrechten, arbeidsrechten en milieu in een land buiten Nederland identificeert, voorkomt en vermindert, en waarmee zij verantwoording kan afleggen over haar aanpak van die gevolgen als integraal onderdeel van haar besluitvormingsproces en risicobeheerssysteem, in overeenstemming met de principes en normen van de OESO-richtlijnen voor multinationale ondernemingen’. Dit is trouwens geen onbekend fenomeen voor diverse ondernemingen binnen de EU. Sinds 1 januari 2021 moeten Unie-importeurs van de metalen tin, tantaal, wolfraam of goud op basis van de Europese Conflictmineralenverordening in het kader van een verplichte gepaste zorgvuldigheid hun leveranciers en de oorsprong van deze mineralen controleren.

Algemene zorgplicht voor iedere onderneming

Het wetsvoorstel voorziet met artikel 1.2 in een algemene zorgplicht voor alle Nederlandse ondernemingen, ongeacht diens grootte en sector, en grote buitenlandse ondernemingen die op de Nederlandse markt commercieel actief zijn. De zorgplicht zal dus ook van toepassing zijn op staatsbedrijven en de zogeheten brievenbusfirma’s.

Indien een onderneming weet of redelijkerwijs kan vermoeden dat haar activiteit nadelige gevolgen kan hebben voor de mensenrechten, arbeidsrechten of het milieu in een land buiten Nederland, dient zij alle mogelijke maatregelen te nemen om die gevolgen te voorkomen, beperken of ongedaan te maken. Indien de nadelige gevolgen onvoldoende kunnen worden beperkt, dan dient de onderneming te stoppen met deze activiteit voor zover dat redelijkerwijs van haar kan worden gevraagd. Deze algemene zorgplicht zal volgens de initiatiefnemers niet bestuursrechtelijk noch strafrechtelijk worden gehandhaafd, maar kan wel in het civiel aansprakelijkheidsrecht van betekenis zijn.

Vermeldenswaardig is overigens dat deze zorgplicht ook betrekking heeft op het voorkomen dan wel herstellen van milieuschade. Het recente arrest van het Hof Den Haag in de zaak van Milieudefensie tegen Shell lijkt hiermee een inspiratiebron te zijn voor dit wetsvoorstel.

Concrete verplichtingen voor grote ondernemingen

Zowel Nederlandse als in Nederland actieve buitenlandse grote ondernemingen zullen volgens dit wetsvoorstel onderhevig zijn aan concrete wettelijke verplichtingen. Om te vallen onder de definitie ‘grote onderneming’ moet een onderneming aan twee van de volgende criteria voldoen:

  • een gemiddeld personeelsbestand van 250 werknemers;

  • balanstotaal van € 20 miljoen; of

  • een netto-omzet van meer dan € 40 miljoen.

Er zijn een paar specifieke verplichtingen waar grote onderneming op basis van artikelen 2.2. tot en met 2.8 van dit wetsvoorstel aan moeten voldoen. Zo dienen grote ondernemingen de volgende zes stappen te doorlopen in het proces van gepaste zorgvuldigheid:

  1. Maatschappelijk verantwoord ondernemen integreren in het beleid en de managementsystemen van de onderneming;
  2. Identificeren van daadwerkelijke of potentiële nadelige gevolgen voor MVO- thema’s;
  3. Deze nadelige gevolgen stoppen, voorkomen of beperken;
  4. Monitoren van de praktische toepassing en resultaten;
  5. Communiceren over de manier waarop de gevolgen worden aangepakt;
  6. Waar van toepassing herstel mogelijk maken of hieraan meewerken.

De OESO due-diligence handreiking biedt volgens de initiatiefnemers ook handige handvatten voor de onderneming om deze stappen te doorlopen.

Toezicht en sancties

Dit wetsvoorstel biedt tevens ruimte voor een toezichthouder om bestuursrechtelijk op te treden. De nader te benoemen toezichthouder zal dan op basis van dit wetsvoorstel een last onder dwangsom dan wel een bestuurlijke boete kunnen opleggen voor een overtreding van de specifieke due-diligence verplichtingen voor grote ondernemingen.

Daarnaast brengt het wetsvoorstel ook de strafbaarstelling van de artikelen 2.4 en 2.8, vierde lid, met zich mee. Artikel 2.4 ziet op het beëindigen van eigen activiteiten door de onderneming als deze nadelige gevolgen veroorzaken voor mensenrechten, arbeidsrechten of het milieu. Artikel 2.8, vierde lid, van dit wetvoorstel bepaalt dat een onderneming in ieder geval in overtreding van haar verplichting tot gepaste zorgvuldigheid is als haar activiteit of haar bijdrage aan een nadelig gevolg niet is beëindigd of de betrokkene geen of onvoldoende herstel heeft gekregen. Wel wordt het strafrecht in dit wetsvoorstel beschouwd als een uiterst redmiddel. Indien er in de vijf jaar voorafgaand aan de overtreding al minimaal twee keer een bestuurlijke boete of een last onder dwangsom door de toezichthouder is opgelegd is er pas sprake van een economisch delict.

    Conclusie

    Dit wetsvoorstel is grotendeels gebaseerd op diverse richtlijnen van de OESO en heeft als doel alle ondernemingen (actief) in Nederland te verplichten tot een ondergrens van maatschappelijk verantwoord ondernemen. Het wetsvoorstel toont aan dat er vanuit de Tweede Kamer behoefte is aan meer wettelijke verplichtingen voor het bedrijfsleven op het gebied van maatschappelijk verantwoord internationaal ondernemen. Het B&HR beleid van Nederland moet volgens de initiatiefnemers dringend op zijn kop en zal in de toekomst ook sanctionerende gevolgen kunnen hebben voor grote ondernemingen actief in Nederland.

    Het is onduidelijk in hoeverre dit wetsvoorstel zal zorgdragen voor een nationale brede due-diligence wetgeving. Immers wordt door het (demissionair) kabinet eerst een initiatief voor een Europese B&HR wetgeving afgewacht tot de zomer van 2021. Op Europees niveau is er namelijk ook aandacht voor deze thematiek. Op 10 maart 2021 heeft een grote meerderheid van het Europees Parlement ingestemd met wetgevend initiatiefverslag. Verdere stappen in de totstandkoming van een Europese due-diligence wetgeving moeten nu gezet worden door de Europese Commissie. To be continued...


    Nieuws & Publicaties