EHRM communiceert zaak over afwijzing door Hoge Raad van verzoek verdediging om prejudiciële vragen
De klacht stelt dat Nederland art. 6 EVRM heeft geschonden, welk artikel onder meer het recht op een eerlijk proces en het recht op toegang tot een onafhankelijke rechter garandeert. De Hoge Raad had namelijk een verzoek van de verdediging afgewezen om prejudiciële vragen te stellen aan het Hof van Justitie van de Europese Unie (HvJ EU) over de uitleg van Richtlijn 2002/90/EG van 28 November 2002 van 28 november 2002 tot omschrijving van hulpverlening bij illegale binnenkomst, illegale doortocht en illegaal verblijf. De Hoge Raad had de afwijzing van dit verzoek in het geheel niet gemotiveerd laat staan dat het was ingegaan op de zogenaamde ‘Cilfit-criteria’. In het Cilfit-arrest heeft het HvJ EU bepaald dat de hoogste nationale rechter verplicht is prejudiciële vragen te stellen over de uitleg van het EU recht tenzij 1) deze uitleg evident irrelevant is voor de zaak; 2) deze uitleg evident is (acte clair); of 3) deze uitleg reeds is gegeven door het HvJ EU (acte éclairé). Volgens vaste rechtspraak van het EHRM leidt het (ongemotiveerd) afwijzen van een verzoek om prejudiciële vragen te stellen zonder dat toepassing wordt geven aan de Cilfit-criteria tot een schending van art. 6 EVRM.
Door de zaak te communiceren wordt de Nederlandse regering door het EHRM in de gelegenheid gesteld te reageren op de klacht. Het EHRM zal na deze schriftelijke uitwisseling van standpunten besluiten of de klacht gegrond is.
De klager in deze zaak wordt bijgestaan door Thom Dieben, advocaat bij JahaeRaymakers, en Gwen Jansen. De communicatiebeslissing van het EHRM [in het Engels] is hier te downloaden.