Business & Human Rights varia Q3

24 jun 2021
Laura van Bavel, Jurjan Geertsma

Een inventarisatie van ontwikkelingen op het gebied van Business & Human Rights: een baanbrekende uitspraak in de zaak Milieudefensie/Shell en uitstel van wetgeving.

Zoals valt te lezen in de eerdere bijdragen gewijd aan het thema van Business & Human Rights, houdt JahaeRaymakers voortdurend in de gaten hoe de UN Guiding Principles for Business & Human Rights (hierna: UNGP’s) doorwerken in jurisprudentie en wetgeving. Deze bijdrage zal kort ingaan op twee belangrijke recente ontwikkelingen: de uitspraak in de zaak Milieudefensie/Shell en (naderende) wetgeving.

Milieudefensie/Shell

Op 26 mei 2021 heeft de Rechtbank Den Haag Royal Dutch Shell (RDS) bevolen om via het concernbeleid van de Shell-groep de CO2-uitstoot eind 2030 terug te brengen tot netto 45% ten opzichte van het niveau van 2019. Deze uitspraak wordt in de media omschreven als ‘historisch’. In het bijzonder wordt in deze uitspraak aandacht gegeven aan de UNGP’s. Bij de invulling van de ongeschreven zorgvuldigheidsnorm van artikel 6:162 BW zoekt de rechtbank namelijk aansluiting bij soft law zoals de UNGP’s. De UNGP’s stellen vast dat bedrijven in diens bedrijfsuitvoering mensenrechten moeten eerbiedigen. Deze uitspraak toont aan dat alle bedrijven, ongeacht hun formaat, te allen tijde een individuele verantwoordelijkheid hebben om mensenrechtenschendingen en milieuschade bij hun activiteiten en hun gehele keten te voorkomen. Nalatigheid in deze zorgplicht kan dus ook leiden tot (civiele) aansprakelijkheid. Bedrijven zoals RDS kunnen dus niet meer volstaan met het enkel volgen van de ontwikkelingen en het afwachten van de maatregelen die nationale staten nemen. Zij hebben een eigen verantwoordelijkheid en deze staat los van de verplichtingen van staten om mensenrechten te beschermen. Het voorkomen van milieuschade, zoals CO2-uitstoot, valt volgens de rechtbank ook onder de verantwoordelijkheid van bedrijven om mensenrechten te eerbiedigen

Europese en nationale wetgeving: van uitstel komt afstel?

Het nader vormgeven van een (brede) due-diligence wetgeving, zowel op Europees als nationaal niveau, blijkt steeds te worden uitgesteld. Eind mei kwam het nieuws naar buiten dat de Europese Commissie een voorstel voor een Europese due-diligence wetgeving zal uitstellen tot het najaar van het 2021. Oorspronkelijk zou eigenlijk in juni een wetgevend voorstel door de Europese Commissie worden voorgedragen. Het kabinet blijft volgens de Minister van Buitenlandse Handel en Samenwerking in haar gesprekken met de Europese Commissie inzetten op een ambitieuze en tijdige EU-wetgeving. De uitwerking van de bouwstenen voor een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting, die primair als input voor het Commissievoorstel dienen, gaat volgens de Minister onverminderd door. Hierover komt nog een advies door de SER Commissie IMVO en het Adviescollege Toetsing Regeldruk (ATR).

Verder blijkt uit antwoorden van de Minister van 8 juni 2021 dat er nog steeds gewacht wordt met het inwerking laten treden van de Wet Zorgplicht Kinderarbeid. Volgens de Minister is er staatsrechtelijk gezien geen vaste termijn waarbinnen een door de Eerste Kamer aangenomen wet in werking dient te treden. Het kabinet heeft voorkeur voor een brede gepaste zorgvuldigheidsverplichting op Europees niveau boven nationale en/of sectorspecifieke wetgeving. Zo’n Europese verplichting leidt tot meer impact in de waardeketen en zorgt voor een gelijker speelveld voor bedrijven. Vooralsnog wordt de Wet Zorgplicht Kinderarbeid derhalve on hold gezet. In de tweede helft van 2021 volgen waarschijnlijk meer ontwikkelingen. 


10 jaar

Tot slot aandacht voor een mooi jubileum: op 16 juni 2021 bestonden de UNGP 10 jaar! Reden voor een mooie publicatie waarin de resultaten van het afgelopen decennium is uiteengezet: Guiding Principles On Business And Human Rights At 10: Taking stock of the first decade.

Verder praten over Business & Human Rights? Neem contact op met Laura van Bavel en Jurjan Geertsma.

Nieuws & Publicaties