Het recht op een bankrekening gaat gepaard met vele verplichtingen
Vooral het midden- en kleinbedrijf, waaronder verkopers van (luxe) goederen en
bedrijven actief in land- en tuinbouw, export en logistiek, dreigt hier de laatste tijd de
dupe van te worden. Vanuit angst om niet aan de verplichtingen uit de Wet ter
voorkoming van witwassen en financieren van terrorisme (Wwft) te voldoen - de
schikking van ING en het strafrechtelijk onderzoek tegen ABN AMRO liegen er niet om -
leggen banken hun klanten massaal onder het vergrootglas. Ook (of: vooral) klanten die
zelf niet onder de reikwijdte van de Wwft vallen en dus niet aan de daarin opgenomen
verplichtingen, zoals het doen van cliëntenonderzoek en het melden van ongebruikelijke
transacties, hoeven te voldoen. Het gevolg: bedrijven moeten hun hele hebben en
houden (o.a. bedrijfsvoering, verdienmodel en toegevoegde waarde in handelsketen)
blootleggen. En als een bedrijf naar de smaak van de bank onvoldoende maatregelen
neemt om betrokkenheid bij strafbare feiten zoals trade based money laundering te
voorkomen, volgt een opzegging van de bancaire relatie. Een bijkomend pressiemiddel is
de inschrijving in een intern of extern verwijzingsregister, waardoor bedrijven vaak voor
langere tijd geen relatie met een bank kunnen onderhouden.
Steeds meer bedrijven proberen hun gelijk te halen bij de rechter. Het kader dat in een
dergelijke procedure van toepassing is, is als volgt. Op grond van art. 35 van de
Algemene Bankvoorwaarden (ABV) kunnen zowel de bank als de klant de relatie
opzeggen. De rechter beoordeelt de rechtsgeldigheid van de opzegging door de bank aan
de hand van de overeenkomst met de klant en de maatstaven van de redelijkheid en
billijkheid van art. 6:248 lid 2 BW. Hiertoe is mede van belang de bancaire zorgplicht
zoals opgenomen in art. 2 lid 1 ABV, die inhoudt dat de bank bij haar dienstverlening de
nodige zorgvuldigheid in acht dient te nemen en daarbij naar beste vermogen met de
belangen van de klant rekening dient te houden. Daarbij dient ook het belang van
(toegang tot) betalingsverkeer voor de klant te worden meegewogen. Zonder
bankrekening wordt het immers vrijwel onmogelijk om een onderneming te exploiteren.
Van de klant mag medewerking worden verwacht om de bank in staat te stellen aan de
verplichtingen uit financiële toezichtwetgeving te voldoen. Dit houdt mede in dat de klant
meewerkt aan een cliëntenonderzoek van de bank.
Het beeld dat uit recente maar nog grillige jurisprudentie (veelal kort geding) volgt is dat
banken vaker in het gelijk worden gesteld als het gaat om de rechtsgeldigheid van het
beëindigen van de bancaire relatie. Een opmerkelijke ontwikkeling, vooral omdat niet zo
lang geleden door de Europese Bankenautoriteit nog zorgen zijn geuit omdat banken
hele groepen klanten uit voorzorg buiten de deur zetten. Met name het argument dat de
Wwft banken verplicht om de relatie te beëindigen als het cliëntenonderzoek niet met
succes kan worden voltooid, lijkt zwaar te wegen. In de praktijk wordt echter de op
banken rustende verplichting van cliëntenonderzoek vaak rechtstreeks op hun klanten
gelegd (of: verlegd) en dienen klanten door middel van het invullen van uitgebreide
vragenlijsten en onderbouwing met documentatie aan te tonen dat ze aan die
verplichting voldoen. Dit houdt mede in dat ook de kleinere bedrijven indirect worden
verplicht om compliance beleid op te (laten) stellen en soms kostbare maatregelen te
nemen. Het is van belang dat in de rechtszaal aandacht wordt besteed aan deze
zorgelijke ontwikkeling en de rechter aan bedrijven met legale activiteiten
rechtsbescherming biedt. Deze ontwikkelingen hebben namelijk tot gevolg dat ieder
bedrijf dat een bankrekening heeft in feite wordt verheven tot een Wwft-instelling, met
alle gevolgen (verplichtingen) van dien. En dat is niet de bedoeling van de wetgever
geweest.
Gezien het voorgaande doen bedrijven met het oog op hun relatie met de bank er goed aan om enkele maatregelen binnen hun bedrijf door te voeren, in ieder geval tot het moment dat meer bestendige jurisprudentie bestaat over wat banken precies van hun klanten mogen verwachten. Daarbij kan worden gedacht aan het volgende:
- Breng goed in kaart wie de klant is, verzoek zo nodig om onderbouwende documentatie;
- Probeer contante betalingen zoveel mogelijk te minimaliseren. Contante betalingen zijn niet verboden maar worden, zeker in bepaalde branches, wel gezien als een hoger risico (in sommige gevallen kan een contante betaling overigens de toeppassing van de Wwft triggeren). Voorzover nog een contante betaling voorkomt is het aanbevolen om de business van de klant en herkomst van diens vermogen (extra) goed te begrijpen;
- Indien klanten van bedrijven door derde partijen een factuur laten voldoen, breng dan goed in kaart wie die derde partij is, wat de relatie van de derde partij met de klant is en waarom de derde partij namens de klant betaalt;
- Leg de resultaten uit het onderzoek naar voorgaande punten op controleerbare wijze vast.
Voor sommige bedrijven kunnen de voorgaande maatregelen overvraagd zijn, maar zij
doen gezien de huidige stand van zaken er goed aan om hierop acht te slaan. Daar komt
bij dat het tegenwoordig ook zeker geen gegeven meer is dat een bedrijf zomaar naar
een andere bank kan overstappen. De onboarding heeft steeds meer weg van een
sollicitatieprocedure. Sommige banken gaan zelfs zo ver dat een nieuwe klant moet
toelichten waarom haar activiteiten passen bij de missies en doelen van de bank.
Bedrijven die hier niet veel voor voelen doen er derhalve goed aan om ervoor te zorgen
dat zij hun bankrekening behouden.
- Lees hier de WWFT varia-update van Jurjan Geertsma over het advies van EBA over het risico van de-risking
Wordt u of uw bedrijf geconfronteerd met een (voornemen tot) beëindiging van de bancaire relatie of wilt u maatregelen nemen om dit te voorkomen? Neem dan contact op met Madelon Stevens.